
Teksten
TABOE LOCKDOWN
De keuzes die moeten worden gemaakt door de overheid rond het corona beleid worden nogal eens voorgesteld in een driehoek. In de hoeken van de driehoek staan dan gezondheid, economie en vrijheid. Keuzes maken tussen deze drie heeft in deze voorstelling onvermijdelijk een impact op de rest. Wanneer men bijvoorbeeld de nadruk legt op economie en gezondheid kan de vrijheid daaraan inboeten, zoals in China. Kiest men voor economie en vrijheid dan komt de volksgezondheid in het gedrang, bijvoorbeeld in de USA.
Deze voorstelling maakt meer en meer furore, wat in deze visie natuurlijk ook meebrengt dat kiezen ook verliezen is.
Dat is niet de idee van professor Paul De Grauwe die onomwonden stelt dat het gaat om gezondheid én economie. Hij is niet afkerig van meer doortastende ingrepen en durft zelfs het nieuwe taboewoord lockdown in de mond nemen. Hij citeert een bevraging van Europese economen waarbij twee derden van hen onderschrijft dat een lockdown niet meer schade berokkent dan minder ingrijpende maatregelen. Het is vooral de angst voor het virus die de economie hypothekeert door een daling van de consumptie. Economen in de Verenigde Staten, die geconfronteerd worden met een daling in de consumptie van 60%, ramen het aandeel van de lockdown daarin op slechts 7%. (Ze hebben dat kunnen nagaan door het verschil in beleid tussen verschillende staten). Het grote deel van de daling in consumptie komt dus door angst voor de werkloosheid en de toekomst.
In die visie van de economen moet dus vooral de vrees van de bevolking voor het virus en de gevolgen ervan worden gestopt om de economie te helpen. Dat kan dan alleen door de verspreiding van het virus zo snel mogelijk te stoppen. Aanmodderen met halve maatregelen zal voor de economie alleen maar helpen op korte termijn, zeggen ze.
Dit is natuurlijk vooral een economisch verhaal dat sociale isolatie niet op de voorgrond plaatst. Maar we moeten toegeven dat economie een zeer grote invloed kan hebben op de welvaart en ook op de gezondheid van een populatie. Wanneer de overheid erin slaagt door economische maatregelen de onzekerheid over de toekomst in de tijd te beperken, zal dat beslist angst reducerend zijn voor een groot deel van de bevolking.
Het beleid uitstippelen is één ding, het doen opvolgen is andere koek. Gedragswetenschappers die daarbij kunnen adviseren zijn onzichtbaar in de beslissingsorganen.
Sommige bevolkingsgroepen worden ook onzichtbaar gemaakt in de besluitvorming.
Denk maar aan de bejaarden in de woonzorgcentra, waar het verschil tussen afschermen en afgeschreven zijn al eens in een grijze zone verkeert. Er wordt vaak voor hen beslist, monddood maken is misschien te kort door de bocht. Nochtans zijn er veel kwieke bejaarden die door hun voorgeschiedenis nog verbazend veel veerkracht aan boord hebben. Maar hun mening wordt zelden gevraagd.
De jeugd wordt nog al eens weggezet als een zootje ongeregeld dat met alle zonden van Israël moet worden beladen voor het verspreiden van het virus. Natuurlijk kent iedereen de sensationele televisiebeelden van feestende en eventueel baldadige studenten. Maar de meerderheid van de jeugd leidt een naar hun normen voorbeeldig leven. En ja, zij rebelleren ook. Dat is zowaar de taak van de jeugd. Onduidelijke en steeds veranderende regels, die soms onvoldoende verklaard worden, dragen niet bij tot de volgzaamheid.
De relatie tussen deskundigen die het meestal weten en politici die zouden moeten beslissen blijkt een moeilijke evenwichtsoefening. Zeker wanneer wordt toegekeken vanuit partijhoofdkwartieren die niet ongevoelig zijn voor opiniepeilingen.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, november 2020)
SMEULEND VUUR
De wetenschappers zijn aarzelend over de toekomst van Covid-19 en beschrijven het virus zowaar als een smeulend vuur. Deze poëtische omschrijving doet aan het kampvuur van weleer denken, waarbij we bij het afsluiten van de dag mijmerend in het vuur staarden. Toen al waren we bedacht op wegvliegende gensters die de buurt in de fik konden zetten.
Smeulend vuur, een keer een Nederlands woord in het debat, want het coronavirus levert voluit zijn bijdrage aan de invloed van het Engels in de Nederlandse taal.
Welke onverlaat heeft trouwens een draak zoals ‘social distancing’ in de markt gezet. Het is dan trouwens ook nog een verkeerd begrip, want het gaat om ‘physical distancing’. Telefoneren en videobellen zijn immers alsnog toegelaten, naar de buren roepen mag ook nog. Franstaligen en de Waalse media laten zich daar niet aan vangen en spreken bijv. consequent over ‘distance physique’ en ‘confinement’. Een begrijpbare taal dus voor alle Waalse burgers.
De Engelse uitdrukkingen die hier nu worden gebruikt moeten de geur van wetenschappelijkheid van de beleidsmensen versterken. Die woorden worden wel zeker begrepen door de hippe stedelijke mens, maar ontsnappen wellicht aan heel wat andere mensen, zoals aan de oudere die in slaap dommelt voor de televisie. Afstand bewaren, thuisisolatie, thuiswerken, videobellen, opsporen, contactonderzoek en zelfs aanloopleren (‘preteaching’) zijn een stuk duidelijker.
Want de communicatie is al niet gemakkelijk en soms warrig door het steeds ‘voortschrijdend inzicht’, ook al een nieuw begrip voor ‘we weten het momenteel ook niet zo goed’.
De heropstart communiceren zal nog een stuk moeilijker zijn door de diversiteit van bedrijven en werknemers, wat een ingewikkelde regelgeving mee zal brengen.
Industrie, werkgevers en handelaren worden nerveus en dat is begrijpelijk door de verliezen die zij lijden en door het gebrek aan toekomstvisie. Vandaar ook het lobbywerk om toch te herstarten. Maar ook de werknemers zijn er niet gerust in. Zij vrezen besmettingen en hopen maar niet te zullen behoren tot de 250.000 werklozen (waarvan 70.000 zelfstandigen), die verwacht worden na corona. Internetgiganten dreigen de lokale industrie en handelaren in verdrukking te brengen.
Een ongeluk komt nooit alleen zegt men dan, de klimaatcrisis is immers niet met vakantie. Want een tweede plaag dient zich aan: de droogte. In het oude Egypte hadden ze zeven plagen, dus we hebben nog wat te gaan. Nu mogen in sommige streken de zwembaden niet meer gevuld. Maar het zal misschien bijdragen tot begrip voor de klimaatvluchtelingen.
Het hernemen van de economische activiteit zal zijn prijs hebben. Het sociaal bloedbad zal meer en meer zichtbaar worden: armoede, werkloosheid, depressie. De daling van de koopkracht is nu al zichtbaar en de sociale ongelijkheid nog meer nadrukkelijk. We worden er weer aan herinnerd dat 1,8 miljoen mensen in België onder de armoedegrens leven en dat 1 miljoen mensen er maar net boven zitten. Schrok zelf van de cijfers. Dat zijn ook in de toekomst de eerste slachtoffers van het Mattheuseffect (vrij naar de bijbel: al het water stroomt naar de zee). Misschien zal de economische crisis meer doden meebrengen dan Covid-19.
Sociale onrust kan een kritische grens bereiken: het smeulend vuur dat nu bestaat kan ook sociaal ontvlammen wanneer die grens wordt bereikt, cf. de Franse revolutie.
Burgers zullen uitkijken naar de inspiratie van politici die leiderschap zullen moeten tonen en die gelijk een droom aanbieden voor de toekomst. Zeker jongeren kunnen niet zonder dromen. Maar het zal wel realistisch moeten blijven. Zonder eerlijk en duidelijk communiceren over het waarom van de maatregelen zal het niet lukken.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2020)
EVENWICHT IN VERWARRING
De pandemie met Covid-19 heeft een en ander door elkaar geschud. Veel pijn en leed, maar ook leermomenten. Het publiek leert grafieken lezen en de relativiteit van statistiek inzien. Hanteert ook vlotjes begrippen als besmettingsgraad en oversterfte. Zowat iedereen leert omgaan met televergaderingen en zelfs de overheid ontdekt persconferenties met PowerPoint. De vaardigheid met naald en draad wordt gestimuleerd om de burger te voorzien van mondmaskers. Artsen ervaren hoe het is een wattenstaafje door de neus geboord te krijgen.
Het nieuwe leven dat zich aandient is voor velen een openbaring. In de eerste tijd een relax gevoel van rust en kalmte dat nu meer en meer verstoord wordt door onrust over de toekomst. De solidariteit van straat en buren wordt weer meer ontdekt en geapprecieerd. De routineuze vraag “hoe is het?” heeft meer diepgang en betekenis gekregen. Men ervaart dat ook de wetenschap relativiteit en virologische onzekerheid biedt.
Maar ook in een onzekere toekomst moeten keuzes worden gemaakt en ontdekt men dat wetenschap niet waardenvrij is, maar maatschappelijke implicaties heeft. De exit uit de lockdown wordt in zijn meest simpele vorm teruggebracht tot een evenwicht tussen gezondheid en economie. Economen hebben zowaar al de waarde van een mensenleven voor de economie becijferd. Maar daar staan natuurlijk ook ethische en morele bezwaren in de weg. Het verzoenen van het reële en het wenselijke leven zal voor politici een hele klus blijken. De beleidskeuzes verkopen aan de bevolking is ook al geen sinecure. En de beslissingen laten naleven is ook al niet simpel: het zal heel wat studies en artikels opleveren voor gedragswetenschappers.
Deze tijd wordt door sommigen al beschreven als een scharniermoment in de wereldgeschiedenis. Zij vergelijken het met de pestepidemieën die het einde van het feodale systeem inluidden, met de eerste Wereldoorlog die het algemeen stemrecht meebracht en met de tweede Wereldoorlog die de deur opende naar de verzorgingsstaat.
Zo’n vaart lijkt het niet te zullen lopen. Natuurlijk zullen we ooit spreken van de tijd voor en na corona en gebeurtenissen in ons leven zo situeren. Maar de huidige trends zullen vermoedelijk toch in een stroomversnelling komen. Of erger nog: de tendensen naar recessie en hongersnood die al bezig waren kunnen erg ontvlambaar zijn. Men kan dan spreken van de ‘reorganisatie van de systemen’ wat eventueel een eufemisme blijkt te zijn voor revolutie. Maar ik ga mij niet wagen aan voorspellingen: er zijn al genoeg mensen die het onvoorspelbare willen voorspellen. En met zo’n groot aantal onbekende parameters wordt voorspellen wel een heel hachelijke zaak, zowel op korte als op langere termijn.
We kunnen natuurlijk wel vermoeden dat door deze gebeurtenissen in een aantal domeinen de resetknop zal worden ingedrukt. Urbanisatie, mobiliteit en reizen zullen er misschien anders gaan uitzien. Telewerken en televergaderen hebben wellicht hun vaste plaats verworven. E-commerce kan de kleinhandel nog verder in verdrukking brengen waarbij gelijk aan personeelsbesparing wordt gedaan.
En jawel, is er in deze tijd ook geen doorbraak gekomen van de telegeneeskunde? En van de online apotheek? Online tandartsen, kinesisten en verpleegkundigen zijn allicht nog niet voor morgen.
Gedragsveranderingen zullen wellicht blijvend zijn als het voordelen oplevert voor de burger. Maatschappelijk kunnen we ons vragen stellen. Wat hebben we geleerd? Hoe is het kunnen gebeuren? En hoe kunnen we ons aanpassen voor de toekomst?
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, mei 2020)
HOOP IN BANGE DAGEN
De pandemie van het coronavirus heeft iets onwezenlijks. Het zijn rare tijden, zegt men dan. Of: we lijken te figureren in een vreemde film. Het gedrag van burgers verandert, soms ietwat onvoorspelbaar of onverwacht. Het hamsteren van wc-rollen en van chips was voor mij alleszins niet te voorspellen. Soms met dispuut en zelfs schermutselingen om de laatste wc-rol in de rekken van het warenhuis.
In de VS zie je dat gieren van het kapitalisme mondmaskers die normaal 85 dollarcent kosten voor het 40-voudige verpatsen aan angstige mensen. In het eengemaakte Europa gedragen sommige staten zich volgens de principes van ‘eigen volk eerst’. Solidariteit is blijkbaar niet vanzelfsprekend.
Maar ook voor huisartsen is het niet eenvoudig: zij worden geconfronteerd met sterk wisselende richtlijnen en met een kluwen van bevoegde overheden die niet altijd even duidelijk communiceren. Vaak moeten zij die richtlijnen dan nog eerst uit de reguliere pers vernemen.
Voor eerstelijnswerkers wordt het wachten op een degelijke bescherming tegen potentiële infecties. Nochtans wordt de huisarts opnieuw ontdekt als behorende bij de eerste lijn onder andere voor de triage van Covid-19 patiënten.
Gelukkig zijn huisartsen getraind om te gaan met onzekerheden en zijn ze meestal niet gespeend van gezond verstand. Dat helpt.
Jammer genoeg wordt diezelfde huisarts ook ingeschakeld om de patiënten te voorzien van een briefje van arbeidsongeschiktheid, eventueel op eenvoudig telefonisch verzoek. Voor de Nederlandse huisarts is die toestand uitermate bevreemdend: daar laat de werknemer aan zijn werkgever gewoon weten dat hij niet kan komen wegens ziekte, zonder doktersattest (dat bestaat daar ook in gewone tijden niet).
Maar gelukkig zien we ook nog heel veel solidariteit, zowel bij de gezondheidswerkers onderling als bij de burgers die meer behulpzaam lijken te worden en opnieuw het onthaasten ontdekken. Of dat zo zal blijven bij partners die nu voortdurend op elkaars lip zitten met 24/24 uur de kinderen in de buurt moeten we nog afwachten. Maar het gevoel van ‘eendracht maakt macht’ maakt nu weer opgang.
Solidariteit weerspiegelt zich natuurlijk ook in de sociale zekerheid. Politici die de besparingen in de sociale zekerheid aan het voorbereiden waren, zijn nu waarschijnlijk veel minder geneigd om daarvoor hun nek uit te steken. Het belang van een deugdelijk systeem zal ook voor ‘jan met de pet’ zonneklaar zijn als hij geconfronteerd wordt met de gevolgen van een gebrek eraan. Dan zal hij maar hoeven te kijken naar de toestand in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië.
Het zal ook al verrassend duidelijk zijn dat een ondermaats gezondheidssysteem, zoals bijvoorbeeld in Afrika en in de Verenigde Staten, wereldwijd gevolgen zal hebben. Ook voor de rijke landen. De rijke Texaan dreigt te worden besmet door zijn arme illegale Mexicaanse poetsvrouw.
Artsen hebben belangrijke maatschappelijke plichten. Denken we maar aan twee moedige artsen in Lagos die enkele jaren geleden tegen politieke druk in een diplomaat, die besmet was met Ebola, manu militari verboden hebben hun ziekenhuis te verlaten. Als die artsen dat niet hadden gedaan dan was er pas een volwassen pandemie geweest. Een van die artsen is eraan overleden.
En jawel, de globalisering wordt eens te meer in vraag gesteld. Zeker nu we zien dat heel veel staten niet eens in staat zijn om zelf in te staan voor hun eigen primaire behoeften.
Het is enigszins verrassend dat zelfs de Belgen zich meestal gedisciplineerd gedragen naar de richtlijnen van de overheid. Met als nevenwerking de klikspanen die futiliteiten gaan melden bij de politie. Maar ook voor de overheid is het een opportuniteit om Big Brother aan te spreken. Denk maar aan nummerplaatherkenning, camera’s met gezichtsherkenning, volgen via smartphone wie met wie in contact komt en waar hij zich bevindt. Op momenten dat de tolerantie voor zo’n dingen groot is wordt het gemakkelijk met minder weerstand ingevoerd. Maar soms wordt vergeten dat ook af te schaffen…
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2020)
WIE BETAALT HET GELAG?
Het gehakketak bij een regeringsvorming gaat steevast ook over de financiering van de sociale zekerheid. Bedrijfsleiders en hun organisaties wegen zwaar op de onderhandelingen. Zij beweren dat door de hoge overheidsuitgaven, waarvan 30% naar de sociale zekerheid gaat, hun concurrentiepositie met het buitenland wordt aangetast. Het totale budget van de sociale zekerheid is 100 miljard. Daarvan gaat een derde naar de gezondheidszorg. Dat is natuurlijk niet niks.
Het verhaal van de hoge loonkosten ken je wel. Nochtans investeren bedrijven niet zoveel, maar bedienen zij vooral zichzelf. En de mantra van de besparingen is weer daar. En nochtans wordt wel al één en ander bespaard: in de gezondheidszorg, door het optrekken van de pensioenleeftijd, minder uitkering voor werklozen…
Maar men kan niet voorbij aan een gat in de sociale zekerheid van 2,8 miljard euro momenteel en voor 2024 rekent men op een tekort van 6 miljard euro!
De bedrijfswereld is blijkbaar vergeten dat de taxshift een groot gat heeft geslagen. Hun bijdrage is gedaald van 33% naar 25%. Twee derden van het budget sociale zekerheid wordt gefinancierd door de loontrekkenden. Extralegale voordelen zoals bedrijfsvoertuigen, maaltijdcheques, onbelast bijverdienen, flexie jobs en bijzondere statuten voor voetballers bv. doen de bijdragen aan de sociale zekerheid ontwijken.
Belasting ontwijken lijkt wel een nationale sport en de fraudebestrijding staat op een laag pitje. Men weet wel dat het fiscaal systeem moet worden hervormd, maar niemand is scheutig om eraan te beginnen.
En jawel hoor, in sommige landen zoals Nederland en Zwitserland betaalt de overheid inderdaad een stuk minder voor sociale bijdragen. Maar daar wordt het bijgepast door een private sociale bijdrage via verplichte aanvullende verzekeringen. Volgens het OESO-rapport van 2019 besteedt men in alle rijke landen 25-30% van het BNP aan de sociale zekerheid. Tenminste als men openbare en private bijdragen samentelt. België is dan nog bij de zuinigste van de rijke landen en is daarbij nog op wereldniveau toonaangevend inzake sociale zekerheid en kwaliteit van de gezondheidszorg. Maar die reputatie is aan het afkalven: 16% van de mensen leven in armoede en bij de langdurig werklozen is het zelfs 60-70%. Het fenomeen kinderarmoede in een rijk land is nog schrijnender. Bejaardentehuizen worden onbetaalbaar.
De sociale zekerheid moet dus worden geherfinancierd. Want we staan voor grote uitdagingen: de vergrijzing zal meer en meer toeslaan en de geneeskunde wordt steeds performanter. En kwaliteit kost geld. Maar hoe dat moet worden betaald is natuurlijk weer een teer punt. Natuurlijk is het een goede zaak meer mensen aan het werk te hebben. Maar wanneer men bijvoorbeeld spreekt over belasting van grote kapitalen, zullen er wel enkelen steigeren. Enkelen, want het gaat alleen maar om grote kapitalen die worden geviseerd. Artsen hoeven niet bang te zijn. En zeggen dat men in sommige landen met de glimlach meer dan 80% belastingen heeft betaald, of nog betaalt. Bijvoorbeeld in Scandinavië en zelfs in de Verenigde Staten (maar dan wel enkele presidenten geleden).
Het is natuurlijk niet verkeerd om als een zuinige huisvader met budgetten om te gaan. Efficiëntie mag worden nagestreefd. Controle op misbruiken ook. Multinationals zoals big Pharma mogen ook onder de loep worden genomen. Zie maar het voorbeeld de medicatie tegen maculadegeneratie: Avastin (€ 327) en concurrent Lucentis (€ 784). Het RIZIV zal wel dokken.
Geld dat besteed wordt aan de sociale zekerheid is goed besteed. Een tevreden werknemer is ook productiever, als men hem mag herleiden tot economische termen… En het vermijdt sociale onrust. En ja, sociale onrust kost ook weer geld!
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2020)
DIE DEKSELSE HUISARTS
Enkele maanden geleden werd de huisarts door een bacterioloog in het verdomhoekje gezet als verantwoordelijk voor de toenemende resistentie tegen antibiotica. Dat diezelfde huisarts als een Sinterklaas psychofarmaca in het rond strooit wisten we al langer. Beide stellingen kwamen uitgebreid aan bod in de internationale Belgische pers. De hamvraag is natuurlijk: is de huisarts de enige verantwoordelijke? Wat zijn de oorzaken? Hoe kan dat geremedieerd worden?
Herinner mij een navorming van Marc Lontie, de vroegere directeur van MCH lab. Het ging toen ook al over resistentie aan antibiotica. Na een projectie van de kaart met de geografische spreiding van resistentie, projecteerde hij een kaart uit zijn historische atlas met de verspreiding van het calvinisme. Tot ieders verbazing overlapten de kaarten elkaar vrijwel volledig: in ‘calvinistische’ streken was duidelijk minder resistentie.
Wat leert dat dan? Dat mensen, en dus ook artsen, met een calvinistische achtergrond gewend zijn beter in de leer te blijven en wellicht meer geneigd zijn richtlijnen op te volgen, anders dan de vrijheid blijheid van de roomse zuiderse landen. De Franse slag zegt men al eens oneerbiedig. Aangeleerd gedrag dus als verantwoordelijke voor antibiotica resistentie.
Een ander belangrijk verschilpunt is natuurlijk de organisatie van de gezondheidszorg. Artsen die zich bewegen in een forfaitair systeem, zoals vaker in het noorden, zijn minder afhankelijk van de druk van de patiënt dan bij een betaling per prestatie. Dan is het vaak een koud kunstje te shoppen tot men een arts ontmoet die voldoet aan de ‘verwachtingen’. De eisende, soms agressieve patiënt, weet dat maar al te goed.
Het aantal artsen speelt natuurlijk ook een rol. Nederland telt zes huisartsen per 10000 inwoners. In België vindt men negen huisartsen al te weinig… Dat draagt bij tot een veel hogere contactfrequentie per patiënt per jaar. Van 7 tot maar 2 keer per jaar in Denemarken. Het risico op behandeling stijgt natuurlijk met de contactfrequentie… sic.
Jonge huisartsen schrijven gemiddeld 30 procent minder antibiotica voor dan de ouderen. Dat zonder meer alleen toeschrijven aan een beter opleiding is natuurlijk weer kort door de bocht. Oudere huisartsen hebben veelal ook oudere patiënten, met meer pathologie en risicofactoren. En iedereen weet natuurlijk dat een patiënt louter op klinische gronden beoordelen, zonder lab en beeldvorming, geen sinecure is. Daar wordt vaak niet bij stilgestaan door mensen die nooit het biotoop van hun lab verlaten.
Men mag natuurlijk niet voorbijgaan aan het feit dat de Belgische eerstelijn Europees koploper is in het voorschrijven van quinolones.
Vreemd genoeg probeert het beleid het voorschriftgedrag op een zeer bizarre manier bij te sturen en nog wel door het verhogen van het remgeld voor de patiënt. Het is niet de voorschrijver die bestraft wordt, maar wel de patiënt. Zo is die twee keer de pineut: zowel financieel als inzake behandeling.
Aan farmalobbyisten die actief zijn bij overheid, ziekenhuizen en universiteiten wordt ook discreet voorbijgegaan.
Belgische artsen nemen Europees ook het voortouw inzake het voorschrijven van psychofarmaca. Dat we hier te lande in een stressvolle en weinig communicatieve omgeving leven is al langer bekend. Suïcidecijfers zijn bijzonder hoog. Professionele hulp is vaak ontoereikend of niet beschikbaar. Psychologen zijn weinig toegankelijk voor de patiënt, ook door de financiële drempel. Artsen kiezen dan al eens voor de meer gemakkelijke ‘oplossing’, een pilletje. Wegens geen tijd. Er is natuurlijk een verschil tussen geen tijd hebben voor iets of tijd maken voor iets.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2019)
INSPRAAK OP STRAAT
Het lentegevoel was dit jaar verrassend vroeg in het land. Alsof de vroege lente de klimaatontkenners op hun nummer wilde zetten. Of was het toch een stiekeme steun van de natuur voor de bosbrossers, al dan niet met Greenpeace in de coulissen.... (sic).
De klimaatbrossers hebben op geen tijd het klimaat tot een topthema van de verkiezingen gemaakt. De jeugd, in de lente van het leven, reageert tegen de gezapigheid van de overheid en wil haar toekomst niet laten kapen. Zij wenst dat de problemen nu al worden aangepakt om er later niet zelf voor te moeten opdraaien. Het nieuwe denken dat vooruit loopt op de feiten. Zij wil de toekomst grijpen. Zij doet dat met de dromen en een passie die een voorrecht zijn van de jeugd. Gelukkig maar. Ook al vereist de strijd tegen de opwarming een belangrijke verandering in economie en levensstijl. Evengoed is het een opstapje naar lange termijn denken in plaats van plannen tot de volgende verkiezingen.
Dat de natuur verandert is een onbetwistbaar feit. Dat ziet een opmerkzame geest ook aan details. Zo vroeg een patiënt mij onlangs of ik al had opgemerkt dat je tegenwoordig geen insecten meer tegen de voorruit van de auto ziet kleven. Niet dus, laat staan dat ik daar bij had stilgestaan. Zonder bijen geen fruit denk je dan. Ik zie de fruitteler nog niet met een penseel in de bomen klauteren.
Een ander fenomeen zijn de gele hesjes, die een Franse president danig op de heupen beginnen te werken. Schijnbaar uit het niets geboren, maar wel een symptoom van breuklijnen tussen bevolking en politieke leiders. Een ivoren toren die niet begrijpt hoe sommigen met twee lage inkomens niet rond kunnen komen.
Spontane acties en betogingen zijn potentieel bedreigend. Scholieren zijn dat alsnog niet, maar acties van gele hesjes die strijden om behoorlijk te kunnen overleven, kunnen uit de hand lopen. Wanneer ze geen duidelijke structuur hebben en geen leiding, ontbreekt ook het aanspreekpunt voor de overheid.
Burgerinitiatieven zijn weer een ander fenomeen. Van een onschuldige bomenplantactie en acties tegen eenzaamheid tot de dikwijls bedenkelijke burgerwachten. Deze initiatieven claimen nogal eens het falen van de overheid.
Vaak probeert men deze acties politiek te recupereren, al dan niet met zeer omzwachteld taalgebruik dat onvermogen en gebrek aan creativiteit moet verbergen. Maar actievoerders zijn al goed vertrouwd met dat fenomeen en leggen de vinger op de pijnpunten. Zij onderkennen ook meer en meer het verschil tussen de parlementaire democratie en de particratie.
Maar je kan de geschiedenis niet stuiten. Elke belangrijke verandering in de geschiedenis is gekomen door een confrontatie van ideeën of een clash van generaties. Dat is een goede zaak. Evolutie is natuurlijk veiliger dan revolutie. Alhoewel we dankbaar moeten zijn voor de Franse revolutie.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2019)
ARTSEN EN LOGICA
Het heeft tot de jaren 1800 geduurd tot de westerse artsen het inzicht kregen dat het weleens nuttig kon zijn de patiënt klinisch te onderzoeken. Tot dan beperkten ze dat tot het voelen van de pols en het urineonderzoek. Vandaar ook de talloze spotprenten over de ‘piskijkers’. De humorale theorie van ziekte beleefde nog hoogdagen. Wanneer echt iets moest gebeuren werd dat overgelaten aan de chirurgijnen die niet ‘academisch’ waren geschoold. Voor amputaties op het slagveld, breuken zetten en verwijderen van blaasstenen bv. deinsden zij niet terug. Reguliere artsen voerden wel geregeld autopsies uit, maar dat betekende weinig voor de patiënt.
Sinds de Verlichting kwam de ‘orgaangeneeskunde’ aan bod en de Franse Revolutie maakte van Parijs het centrum van de geneeskunde. Theorie was voortaan gestoeld op waarneming en niet omgekeerd!
Eigenlijk verrassend dat de ‘wetenschappelijke’ geneeskunde, met vallen en opstaan, nog maar goed tweehonderd jaar onder ons is. Dank zij de nieuwe manier van filosofisch denken en onderzoeken uit de achttiende eeuw.
Wetenschappelijke en medische kennis zitten in een stroomversnelling. Klinisch onderzoek wordt steeds meer aangevuld door een waaier van technische onderzoeken, geholpen door de basiswetenschappen. Een tsunami van wetenschappelijke artikels wordt onoverzichtelijk en levert gelijk vlot controversen op.
Niemand schrikt ervan dat artsen medische opinies van collega’s ook in de lekenpers in vraag stellen. Het gewezen hoofd van het Nederlandse ‘Geneesmiddelenbulletin’ heeft recent een boek gepleegd met de veelzeggende ondertitel ’Waarom we zoveel medicijnen gebruiken die niet werken en niet helpen’.
Herinner u Tamiflu, in de VS niet toegelaten, maar hier vlot verdeeld door de overheid n.a.v. de Mexicaanse griep. Ook recent in vraag gesteld: primaire preventie met aspirine, criteria voor bloeddruk, richtlijnen preventie, voedingsrichtlijnen…
Een andere tsunami zijn de berg feiten die, met veel centen, verzameld worden. Big data zoals dat heet. Veel geld waard, niet alleen in de geneeskunde. Die data beheren en verzamelen is geen sinecure. Alleen al door de selectie van de data gaat veel kennis verloren en kunnen data een eigen leven gaan leiden. Dikwijls is niet bekend hoe data tot stand zijn gekomen, wat hun oorsprong is en wat de betrouwbaarheid ervan is. Historici zijn daar goed in: het is hun vak.
Daar zit je dan op een hoop kennis, studies en gegevens die steeds minder te ontwarren zijn en dus ook minder bruikbaar of toepasbaar.
Artificiële intelligentie kan een handje helpen, maar is nog altijd een gereedschap of een instrument dat de mens kan bijstaan, maar hem de beslissing moet laten. Beeldherkenning zal bv. de radioloog verdachte beelden voorstellen en hem laten beslissen.
Dan komt ook hier weer filosofie om de hoek kijken: hoe ver kan je gaan om belangrijke beslissingen uit handen te geven. Kan de computer zelfstandig de diagnose longkanker aan de patiënt meedelen? Is het ethisch om de recidiefkans van gevangenen, met oog op ontslag, te laten berekenen door het programma Compas, zoals men dat doet in de VS? Of denk bv aan de drones die zelfstandig kunnen beslissen om mensen uit te schakelen.
Filosofie zou eigenlijk tijdens alle opleidingen, ook in het middelbaar, aan bod moeten komen. Kennis en training in het omgaan met feiten en beslissingsprocessen zijn goud waard. Het vak logica is nauw verwant aan wiskundige vaardigheden. Niet alle studenten vinden dat leuk.
Tijdens de opleiding huisartsgeneeskunde wordt alleszins veel aandacht besteed aan besliskunde. De artsen van nu zullen wel ontsnappen aan de karikaturen van ‘piskijkers’, maar zullen binnenkort misschien worden uitgebeeld met een hoofd dat ingeplugd is in een computer.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2018)